politie 4

 

Met de rechterarm diagonaal omhoog gestrekt en met een wijzende wijsvinger geeft een agent aan dat de bestuurder een rijstrook moet verlaten om een bepaalde situatie te vermijden. Wijst de agent daarnaast met zijn linkerarm en de wijsvinger gestrekt naar de bodem, dan dient de autobestuurder naar die plaats te rijden om daar stil te staan.